Op 13 september 2017 verscheen  “Bollenburg, het huis van Oldenbarnevelt” van bouwhistorica Jojanneke Clarijs en uitgegeven bij Thoth. Haar onderzoek werpt nieuw licht op de Bollenburg aan de Muurhuizen 19. De auteur toont aan dat de bouw- en bewoningsgeschiedenis van dit bijzondere pand uit ca.1398 ongeveer honderd jaar verder teruggaat dan tot nu toe werd aangenomen. Hieraan ligt onder andere recent dendrochronologisch onderzoek ten grondslag, waarbij uit houtmonsters de ouderdom van het gebruikte kaphout wordt herleid. Extra interessant is het boek vanwege de historische relatie tussen Huis Bollenburg en de voorloper van De Armen De Poth.

Bij de meeste Amersfoorters is wel bekend dat de latere Raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt (1547 -1619) opgroeide op dit Huis Bollenburg. Tot voor kort was minder bekend dat het huis in bezit kwam van de voorloper van De Poth en onder welke omstandigheden dat gebeurde. Uit archiefonderzoek blijkt nu dat het huis Bollenburg in 1575 door Johan’s vader Gerrit van Oldenbarnevelt werd verkocht aan de Broederschap van de Heilige Geest, de voorloper van stichting De Armen De Poth. De achtergrond van deze verkoop is opmerkelijk.

Gerrit was kennelijk een nogal opvliegend type en uit onderzoek van processtukken komt naar voren dat hij vechtpartijen niet schuwde. Zo werd hij veroordeeld voor alcoholgebruik op zondag en voor het bedreigen en verwonden van anderen. Het dieptepunt was in 1568 toen Gerrit zich schuldig maakte aan “een leelijcken doodtslach”. Hij vluchtte vervolgens uit Amersfoort om er niet meer terug te keren. Zeven jaar later verkocht hij noodgedwongen Bollenburg en woonde toen met zijn vrouw in Utrecht. Bollenburg werd “met alle zijne toebehoren ende huysraet daar innen tegenwoordig” verkocht ten behoeve van een “werckhuys der voors. kinderen”.

Bollenburg kreeg vanaf dat moment de functie van werkhuis van de Broederschap. Er werd een zogenaamd Lint- en Spinhuis gevestigd dat heeft gefunctioneerd tussen 1575-1642. De nieuwe publicatie vermeldt hierover:

“… de Broederschap gaf Bollenburg een nieuwe functie als werkhuis en school, bekend als het lint- en spinhuis. De arme kinderen konden hier een beroep leren en de kost verdienen. De jongens leerden lintweven en de meisjes spinnen. (…). De Heilige-Geestschool werd in 1589 gesloten, maar het werkhuis bleef nog tot 1642 bestaan. Het werd uiteindelijk opgeheven omdat er te weinig werk was voor de kinderen. Een jaar later werd Bollenburg verkocht door Anthonis Borre, “rentmeester en tegenwoordig president van het Collegie van de Armen Noothulp”, de rechtsopvolger van de Heilige-Geest school. Nog lang daarna bleef Bollenburg in de notariële aktes aangeduid als het voormalig Linthuis. Overigens bestaat de rechtsopvolger van de Broederschap nog steeds, namelijk stichting De Armen De Poth. De doelstelling is na al die eeuwen wel veranderd. De stichting stelt de woningen op haar hofje beschikbaar aan ouderen met een gering inkomen”.

Inzichtelijk is beschreven welke bouwkundige aanpassingen in het gebouw gedaan moesten worden in de tijd dat het de functie had van Lint en Spinhuis. Interessant is dat in die periode ook de grote muurschildering van het Laatste Oordeel werd aangebracht (laatste kwart zestiende eeuw). De auteur schrijft hierover dat: “… de voorstelling niet alleen is op te vatten als waarschuwing aan de kinderen (in het werkhuis), maar ook als verwijzing naar het Laatste Oordeel in het Evangelie van Mattheüs. Hierin zijn de zeven werken van barmhartigheid beschreven. Vijf daarvan werden door de Heilige Geestbroeders uitgeoefend.” Tevens wordt in het boek een mogelijk verband gelegd met de negen, in een muur van Bollenburg ingemetselde schoentjes, die wel eens van kinderen die in het Linthuis werkten, zouden kunnen zijn geweest. Dit zal verder uitgezocht moeten worden aangezien de gebruikte materialen relatief duur lijken. Kortom, het onderzoek naar Bollenburg en de relatie met de Broederschap van de Heilige Geest is nog zeker niet afgerond.

 Robert Quarles van Ufford, september 2017

Foto boekomslag Erfgoedfoto/R.J.Stöver