In zijn vergadering op 29 april 1991 heeft het College van
Regenten de wens geuit om bij officiële gelegenheden de voorzitter zich te
laten onderscheiden door een “herkenningsteken”. Over de voorwaarden waaraan
zo’n ambtsketen moest voldoen, is toen het volgende afgesproken: de keten moet
sober zijn, het ontwerp van deze tijd en de vervaardiging mag niet teveel
kosten.

 

voorzittersdistinctief

Met die uitgangspunten zijn de regenten Van Es en Swierenga
aan de slag gegaan. Na selectie van een aantal kunstenaars hebben zij een
bezoek gebracht aan Ruudt Peeters (1950) in Amsterdam, een nationaal en
internationaal bekende kunstenaar, vooral op het gebied van de vervaardiging
van sieraden. Hij verklaarde zich bereid een voorstel voor een
voorzittersdistinctief aan te bieden zoals inmiddels de ambtsketen genoemd
werd. Zijn gedachten gingen uit naar een zilveren bol potje, gebaseerd op de
geschiedenis van De Poth, met aan de binnenkant van de rand de bekende logo’s:
duif en lauwerkrans. Op de schouder wordt jaarlijks de naam van de voorzitter
gegraveerd. Door gebruik en herhaling vervagen in de loop van de tijd de oude
namen. Bovendien zou iedere nieuwe voorzitter jaarlijks een gouden symbool van
eigen keuze, die te maken had met de eigen inbreng van iedere regent, in het
potje doen.

 

Na een persoonlijke toelichting van de heer Peeters heeft
het College in zijn vergadering van 25 augustus 1992 enthousiast ingestemd met
het voorstel. Vooral de gedachte om de namen op het potje te laten vervagen
door steeds nieuwe namen te laten aanbrengen vond men zeer origineel. Minder
enthousiast was men over het voorstel dat jaarlijks iedere regent een gouden
voorwerpje in het potje zou doen. Daarom is voorgesteld om de gouden
voorwerpjes te vervangen door symbolen van de zeven Werken van
Barmhartigheid. De kunstenaar heeft toen zijn plan aangepast en korte tijd
later, juist voor de kerst van 1992, was het voorzittersdistinctief gereed.

 

zeven Werken van Barmhartigheid

Tijdens een speciale bijeenkomst in de Regentenkamer op 22
december 1992 is het voorzittersdistinctief aan de voorzitter van het College,
K. Swierenga, overhandigd. Tijdens een sobere plechtigheid is het ook ingewijd.
Nadat de voorzitter het distinctief had omgehangen, hebben de regenten, in
volgorde van anciënniteit, ieder een symbool van de zeven Werken van
Barmhartigheid in het matzilveren bolle potje gestopt.

Die zeven symbolen waren een 1. huis voor het herbergen van
de vreemdelingen, 2. brancard voor het verzorgen van de zieken, 3. hemd voor
het kleden van de naakten, 4. ketting met gewicht voor het verlossen van de
gevangenen, 5. brood voor het spijzigen van de hongerigen, 6. doodskist voor
het begraven van de doden, 7. beker voor het laven van de dorstigen.

Tegenwoordig wordt het kleine distinctief (5 cm hoog) alleen
bij hoogtijdagen tevoorschijn gehaald en gebruikt zoals bij de jaarlijkse collegewisselingen
in december en het installeren van nieuwe regenten.